Verminderde vruchtbaarheid
De leeftijd van de vrouw is een belangrijke prognostische factor voor de kans op het ontstaan van een zwangerschap (NHG, 2010). De kans op een zwangerschap binnen een jaar na het stoppen van anticonceptie wordt kleiner bij vrouwen boven de 30 jaar. De vruchtbaarheid op 35- en 40-jarige leeftijd is respectievelijk 50% en 90% lager dan de vruchtbaarheid op 25- en 30-jarige leeftijd. Wanneer een zwangerschap na meer dan twaalf maanden onbeschermde – op conceptie gerichte – coïtus uitblijft, is er sprake van subfertiliteit (NHG, 2010). Subfertiliteit neemt toe met de leeftijd en komt voor bij circa 15% van de vrouwen tussen de 19 tot 26 jaar en bij circa 23 en respectievelijk 29% van de vrouwen tussen 27 tot 34-jaar en 35 tot 39 jaar (NHG, 2010). De leeftijd waarop de vruchtbaarheid daalt, heeft een grote spreiding. Subfertiliteit kan voorafgaan aan een vervroegde overgang, wijzend op een gemeenschappelijke onderliggende oorzaak, waaronder genetische factoren. Een menopauze voor het 45e levensjaar bij de moeder kan een aanwijzing zijn voor vervroegde verminderde vruchtbaarheid. Ondanks deze aanwijzingen bestaat er geen eenvoudige test voor ovariële veroudering en heeft de wetenschap van een vroege familiaire menopauze vooralsnog geen gevolgen voor het te volgen beleid (NHG, 2010).
De invloed van de leeftijd van de man op de vruchtbaarheid is veel beperkter dan de leeftijd van de vrouw. Deze invloed kan relevant zijn bij een toenemende leeftijd van de vrouw. Wanneer de man jonger is dan 40 jaar en de vrouw is tussen de 35 en 39 jaar, is de kans om zwanger te worden groter dan bij mannen ouder dan 40 met een vrouw van dezelfde leeftijd (NHG, 2011).