Medicatiegebruik in de zwangerschap
Uit onderzoek blijkt dat bijna 80% van de vrouwen op enig moment tijdens de zwangerschap een geneesmiddel gebruikt (NHG, 2011; TIS). Sommige middelen kunnen een nadelig effect hebben op de vruchtbaarheid van de vrouw en man, de zwangerschap en/of het kind. De grootte van het effect is afhankelijk van de stofeigenschappen, de dosis en zwangerschapsduur op het moment van inname. Vooral inname in het eerste trimester kan leiden tot een spontane miskraam of structurele afwijkingen. Inname in het tweede en derde trimester kan farmacologische effecten hebben op de foetus en de pasgeborene. Te denken valt onder andere aan hartritmestoornissen, verminderde aanmaak van vruchtwater, hypoglykemie, ontwenningsverschijnselen, groeivertraging en nadelige effecten op de ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel (NHG, 2011; TIS).
Door preconceptioneel het medicijngebruik - zowel medicijnen op voorschrift, zelfzorgmiddelen, kruidenmiddelen en voedingssupplementen - van de toekomstige moeder te evalueren, kan tijdig aanpassing plaatsvinden. Door het stoppen met voorgeschreven medicijnen zonder overleg kan onder behandeling ontstaan met een hoger risico op ongunstige zwangerschapsuitkomsten. Bij een preconceptionele medicatie-evaluatie zal optimalisatie van de medicatie en evaluatie van het ziektebeeld altijd samengaan. Zie ook Medische anamnese over de medische voorgeschiedenis.