Interventies bij herhaalde miskramen
laatste update: september 2021
Allereerst is het van belang het herhalingsrisico op een miskraam met het paar te bespreken (NVOG, 2007). Effectieve interventies met als doel een ongunstige zwangerschapsuitkomst te voorkomen, zijn afhankelijk van de gevonden afwijking:
- Karyotypering (chromosoomonderzoek) kan volgens de richtlijnen aangeboden bij twee of meer miskramen, mits de vrouw jonger is dan 39 jaar (NVOG, 2007). De kans dat er dan een genetische afwijking bij een van de ouders gevonden wordt, varieert van 2-10% en hangt af van het aantal miskramen dat iemand zelf heeft doorgemaakt, het voorkomen van miskramen bij eerstegraads familieleden en de leeftijd van de vrouw. Indien er een afwijking gevonden wordt, dient er een verwijzing plaats te vinden naar een klinisch geneticus.
- Door middel van bloedonderzoek (lupus anticoagulans, anticardiolipine antistoffen, anti-bèta 2 glycoproteïne) kan de diagnose antifosfolipidesyndroom worden vastgesteld en als zodanig behandeld worden tijdens een eventuele volgende zwangerschap (NVOG, 2007; RCOG, 2011). Indien het antifosfolipidesyndroom gevonden wordt, kan door middel van een behandeling met aspirine en laag-moleculairgewicht-heparine (LMWH) vanaf positieve hartactie bij een zo vroeg mogelijke termijn de kans op een doorgaande zwangerschap worden verhoogd (NVOG, 2007).
- Bij een voorgeschiedenis met aanwijzingen op een stollingsstoornis (doorgemaakte longembolie of trombosebeen) of bij een positieve familieanamnese voor trombose en/of trombofilie wordt zowel in de NVOG-richtlijn als in de RCOG-richtlijn geadviseerd te testen op erfelijke trombofiliefactoren (antitrombine III, proteïne C, proteïne S, F V Leiden, factor II, factor VIII). Beschikbare therapie voor erfelijke trombofilie is afhankelijk van het gevonden type afwijking. Heparinebehandeling kan de kans op een doorgaande zwangerschap vergroten.
- Het verrichten van een resectie van een eventueel uterusseptum wordt niet aangeraden (NVOG, 2007; RCOG, 2011).
- Homocysteïneonderzoek wordt bij herhaalde miskramen geadviseerd door de NVOG-richtlijn (NVOG, 2007). Voortschrijdend inzicht laat echter zien dat er weinig wetenschappelijk bewijs is voor dit beleid en dat de aanbeveling mogelijk verandert bij herziening van de richtlijn, in aansluiting op het geadviseerde beleid in de RCOG-richtlijn om geen homocysteïnebepaling te doen (RCOG, 2011).