Nieuwe zwangerschap na hypertensieve aandoening
- Zwangerschapshypertensie en pre-eclampsie in een voorgaande zwangerschap verhogen de kans op hypertensieve aandoeningen tijdens een volgende zwangerschap.
- Er zijn factoren die deels te beïnvloeden zijn om de kans op herhaling van een hypertensieve aandoening tijdens de zwangerschap te verkleinen, zoals een verhoogd BMI en zware arbeid.
- Het toegenomen relatieve risico op hart- en vaatziekten bij vrouwen met een pre-eclampsie in de voorgeschiedenis zijn een reden voor verdere diagnostiek en behandeling met betrekking tot cardiovasculaire risico’s. Voor vrouwen met zwangerschapshypertensie in de voorgeschiedenis geven de beperkte toegenomen risico’s geen reden voor verdere diagnostiek en behandeling.
- Bij een systolische bloeddruk (SBD) van ≥140 mmHg en/ of en diastolische bloeddruk (DBD) van ≥90 mmHg dient tijdens het preconceptieconsult voorlichting gegeven te worden over de mogelijke risico’s voor een eventuele zwangerschap en doorverwezen te worden naar de huisarts voor verdere evaluatie en eventuele behandeling.
- Aspirine kan worden overwogen bij alle vrouwen met een hoog risico op of met meer dan één matige risicofactor (eerste zwangerschap, ≥40 jaar, zwangerschapsinterval ≥10 jaar, BMI ≥35 kg/m2, een eerstegraads familielid met pre-eclampsie, meerlingenzwangerschap) voor pre-eclampsie.
Hypertensieve aandoeningen tijdens de zwangerschap, met name de complicaties van pre-eclampsie, eclampsie en HELLP (Hemolyse, Elevated Liver enzymes Low Platelets (afbraak van de rode bloedcellen, verhoogde leverenzymen en een laag aantal bloedplaatjes)), vormen een belangrijke oorzaak van moedersterfte (Schutte, 2008). Hypertensie in de zwangerschap kan onderscheiden worden in hypertensie die reeds voorafgaand aan de zwangerschap bekend is (pre-existente hypertensie) en zwangerschapshypertensie.
Onder zwangerschapshypertensie wordt verstaan een systolische bloeddruk ≥140 mmHg en/of diastolische bloeddruk ≥90 mmHg na 20 weken zwangerschapsduur, tweemaal gemeten met een tussenpoos van minimaal 4 uur, bij een vrouw die voordien een normale bloeddruk had (conform de ISSHP-definitie) (KNOV, 2012; NVOG, 2011; Tranquilli, 2014). Bij een systolische bloeddruk ≥160 mmHg en/of een diastolische bloeddruk ≥110 mmHg wordt er gesproken van een ernstige zwangerschapshypertensie.
Er is sprake van pre-eclampsie in geval van zwangerschapshypertensie in combinatie met proteïnurie (≥ 300 mg/24 uur) (KNOV, 2012; NVOG 2011). Internationale richtlijnen laten deze definitie los en spreken van een pre-eclampsie wanneer er sprake is van hypertensie en ten minste een van de volgende drie kernmerken: proteïnurie, nieuwe neurologische klachten of foetale groeivertraging (ISSHP, 2014). Ongeveer een op de tien zwangeren ontwikkelt een hypertensieve aandoening in de zwangerschap (KNOV, 2012).
Vrouwen met ernstige hypertensie of vrouwen die pre-eclampsie ontwikkelen, hebben een grotere kans op foetale groeirestrictie, vroeggeboorte, neonatale morbiditeit en perinatale sterfte dan vrouwen die geen pre-eclampsie krijgen. Hoe vroeger in de zwangerschap de manifestatie van de hypertensie, hoe groter de gevolgen voor de moeder en het kind zijn (KNOV, 2012).